De wet- en regelgeving die UWV uitvoert is complex. Wij zetten ons ervoor in dat mensen die gebruikmaken van onze dienstverlening beslissingen begrijpen. Bij nieuwe wet- en regelgeving zijn wij richting de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de politiek scherp op het doenvermogen van mensen en de uitlegbaarheid van de wetten. De criteria uitlegbaar en doenlijk zijn samen met de uitvoerbaarheid een kader waarmee we wet- en regelgeving toetsen. In dit hoofdstuk geven we een overzicht van wat er in 2020 in werking is gezet en gerealiseerd op het gebied van wet- en regelgeving. Over de NOW berichten we in hoofdstuk De coronacrisis en de gevolgen voor onze dienstverlening in 2021.
STAP
Het is belangrijk dat mensen zich hun leven lang blijven ontwikkelen, zodat ze tot aan de pensioengerechtigde leeftijd met succes kunnen deelnemen op de arbeidsmarkt. Het kabinet wil in het kader van het Leven Lang Ontwikkelen‑beleid dat meer mensen eigen regie gaan voeren over hun loopbaanontwikkeling. Daarom vervangt het kabinet de fiscale scholingsafspraak door het Stimulering arbeidsmarktpositie (STAP)‑budget. Daarmee kunnen circa 200.000 mensen per jaar aanspraak maken op een subsidiebedrag van maximaal € 1.000 om scholing te volgen. In 2022 start UWV met het beschikbaar stellen van dit budget. In 2021 treffen we de technische en organisatorische voorbereidingen hiervoor. Dat doen we samen met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), die verantwoordelijk is voor de realisatie van het scholingsregister. Uit dit register kunnen aanvragers straks goedgekeurde scholingen kiezen.
Wet vereenvoudiging Wajong
Per 1 januari 2021 is de nieuwe Wet vereenvoudiging Wajong in werking getreden. Doel van deze wet is dat werken voor Wajongers altijd loont. Na de implementatie werd duidelijk dat een deel van de Wajongers in januari 2021 een lagere uitkering heeft ontvangen dan in december 2020. We zijn met het ministerie van SZW in gesprek hoe we deze onbedoelde inkomensachteruitgang kunnen oplossen. In een aantal gevallen hebben Wajongers een hogere uitkering ontvangen dan in december. Er loopt op dit ogenblik een uitvoeringstoets op reparatiewetgeving. Daarnaast bleek dat het garantiebedrag minder vaak en minder goed geautomatiseerd kon worden vastgesteld dan verwacht. Dit geldt vooral bij Wajongers die gedurende de periode waarover het garantiebedrag is berekend wisselend wel/geen baan hebben gehad of een flexibel aantal uren werken. Veel garantiebedragen moesten alsnog handmatig worden berekend en omgezet. Dankzij grote inzet van onze medewerkers zijn we daarin op tijd geslaagd; alle Wajong‑uitkeringen voor januari waren op tijd vastgesteld. Vervolgens zijn in een uitvoerige nacontrole alle Wajong‑uitkeringen van december 2020 en januari 2021 met elkaar vergeleken en geconstateerde verschillen geanalyseerd. Ruim 20.000 Wajong‑uitkeringen zijn vervolgens extra gecontroleerd en waar nodig hersteld.
Daarnaast stonden de eerste vier maanden van 2021 in het teken van de voorbereidingen op de motie‑Oomen en de overstap. Na het debat in de Eerste Kamer is naar aanleiding van het verzoek van senator Oomen‑Ruijten een wetsvoorstel gemaakt voor een specifieke groep in de Wajong. In dit voorstel wordt geregeld dat Wajongers die vanwege de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong niet meer in de zogenoemde voortgezette werkregeling kunnen instromen maar wel sinds januari 2015 onafgebroken inkomen hebben genoten, een garantiebedrag krijgen dat gebaseerd is op de voortgezette werkregeling. De werkzaamheden voor het opnieuw berekenen van het garantiebedrag voor deze groep starten in het tweede kwartaal. De stuur- en verantwoordingsinformatie voor de wet zal gereed zijn in het tweede kwartaal van 2021. In 2020 hebben we Wajongers die onder het oude regime van de Wajong (oWajong) vallen actief gewezen op de mogelijkheid om over te stappen naar de Wajong 2010. Zij konden hierop reageren tot 1 december 2020. Ongeveer 6.400 Wajongers hebben hun belangstelling voor de overstap kenbaar gemaakt. We zullen coulant omgaan met Wajongers die spijt hebben dat ze de overstap niet hebben aangevraagd.
Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en Wet stroomlijning keten derdenbeslag
De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv) is per 1 januari 2021 in werking getreden. De beslagvrije voet is het inkomensdeel waarop geen beslag gelegd mag worden. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onder het bestaansminimum komen. De vereenvoudiging regelt onder andere dat de berekening van de beslagvrije voet minder afhankelijk is van de gegevens die de betrokkene aanlevert, doordat er meer gebruik wordt gemaakt van gegevens die al aanwezig zijn in overheidsbronnen, zoals de Basisregistratie personen (BRP), de polisadministratie en de administratie van de Belastingdienst. Deze eenduidige methode maakt het minder ingewikkeld voor zowel de beslagene als de beslaglegger. Voor UWV heeft de Wvbvv impact op meerdere vlakken. UWV is niet alleen beheerder van de polisadministratie, maar vordert zelf ook in bij klanten bij wie op een deel van een uitkering beslag gelegd kan worden. We zijn per 1 januari 2021 van start gegaan met de centrale rekenvoorziening die ons Bureau Keteninformatisering Werk & Inkomen (BKWI) samen met het Inlichtingenbureau in opdracht van het ministerie van SZW hebben ontwikkeld. Gedurende 2021 zullen steeds meer partijen worden aangesloten op deze voorziening. In maart zijn aanscherpingen op rekenregels geïmplementeerd en de eerste restrisico’s op het gebied van secure software development (SSD) verminderd. Hierna is het eerste deel van de implementatiefase per 1 april afgesloten. Het ministerie van SZW heeft besloten om het programma tot eind 2021 te laten doorlopen. In de rest van het jaar worden doorgeschoven functionaliteiten gerealiseerd en (keten)issues opgepakt. Daarmee wordt ook meer tijd gecreëerd voor het goed inrichten van het ketenbureau. De overdracht van het programma naar het ketenbureau zal vervolgens gefaseerd plaatsvinden in de tweede helft van het jaar.
Met de beoogde Wet stroomlijning keten voor derdenbeslag wordt een volgende stap gezet om het bestaansminimum van mensen met schulden beter te borgen en zo veel mogelijk te voorkomen dat schulden nog hoger worden door onnodige kosten. Het wetsvoorstel regelt de noodzakelijke uitwisseling van informatie in geval van samenloop van derdenbeslagen en verrekeningen bij periodieke inkomsten. UWV (BKWI) is gevraagd om een routeervoorziening te realiseren voor het uitwisselen van gegevens over beslagleggingen. De portfolio van BKWI biedt echter geen ruimte om dit al in 2021 op te pakken.
Aanpassing Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Dankzij een wijziging in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) kunnen gemeenten sinds 1 januari 2021 eerder mensen helpen die door schulden in de problemen dreigen te komen. Bepaalde bedrijven en instanties mogen sindsdien, als zij zien dat hun klanten rekeningen niet betalen, zonder toestemming van de klant gemeenten waarschuwen. Het gaat hierbij om woningverhuurders, drinkwaterbedrijven, energieleveranciers en zorgverzekeraars. Zij kunnen een signaal afgeven als hun eigen inspanningen betalingsachterstanden niet oplossen. UWV zou bij het voorkomen of verkleinen van schuldenproblematiek graag een actievere rol spelen dan nu mogelijk is. Op dit ogenblik ontbreekt de wettelijke grondslag om de contactgegevens van klanten met schulden met gemeenten te delen, zodat deze snel contact met de betrokkene kunnen leggen om een intakegesprek voor schuldhulpverlening in te plannen. Om deze wettelijke grondslag te krijgen zal UWV op basis van de Wgs eerst een experiment uitvoeren, samen met zes gemeenten en één provincie (Amsterdam, Almere, Lelystad, Rotterdam, Arnhem, Nijmegen, provincie Limburg). Het ministerie en UWV werken op dit moment samen aan de uitwerking van de ministeriële regeling die hiervoor een tijdelijke grondslag regelt. Wanneer het experiment aantoont dat signalen van UWV van toegevoegde waarde zijn, krijgt het signaal van UWV een structurele wettelijke grondslag in het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening. We verwachten dat het experiment per 2022 van start kan gaan.
Regeling compensatie transitievergoeding
In april 2020 is een compensatieregeling in werking getreden voor de transitievergoeding die werkgevers aan werknemers moeten betalen na beëindiging van het dienstverband bij langdurige ziekte of arbeidsongeschiktheid. Per 1 januari 2021 is de regeling uitgebreid; sindsdien worden ook transitievergoedingen gecompenseerd die worden uitbetaald na beëindiging van het dienstverband vanwege bedrijfsbeëindiging als gevolg van overlijden en pensionering. De compensatie van transitievergoedingen bij bedrijfsbeëindiging als gevolg van ziekte is nog niet in werking getreden. Het ministerie van SZW heeft aangegeven dat het de gesprekken hierover met zowel UWV als de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde en de Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen weer wil opstarten.
Wet betaald ouderschapsverlof
Naar aanleiding van een Europese richtlijn introduceert de Wet betaald ouderschapsverlof (Wbo) per 2 augustus 2022 een nieuwe uitkering van 50% van het (gemaximeerde) dagloon bij ouderschapsverlof van maximaal negen weken. Deze uitkering wordt verstrekt boven op de bestaande uitkeringen bij zwangerschaps- en bevallingsverlof en bij aanvullend geboorteverlof. De Tweede Kamer heeft de Wbo op 20 april 2021 aanvaard. Hierdoor kan UWV starten met het zetten van onomkeerbare stappen in de reeds lopende implementatie. We zullen binnenkort toetsen tot wanneer het dagloonpercentage uiterlijk nog kan worden aangepast in de reeds lopende implementatie en wat dit betekent voor de capaciteit en de uitvoeringskosten.
Arbeidsvoorwaardenbedrag
Steeds meer werkgevers, waaronder het Rijk en provincies, hanteren een Individueel keuzebudget (IKB) of een soortgelijk budget. Deze budgetten zijn bedoeld om de werknemer meer keuzevrijheid en zeggenschap over zijn geld te geven. Het gaat om een flexibele arbeidsvoorwaarde waarin verschillende loonelementen zijn meegenomen. Onder dit zogenoemde arbeidsvoorwaardenbedrag vallen niet alleen een individueel keuzebudget en soortgelijke budgetten, maar ook extra periodiek salaris en andere inkomenselementen. Op dit moment kunnen werkgevers die een dergelijk budget hanteren de opbouw en uitbetaling niet afzonderlijk registreren in de loonaangifte, omdat rubrieken daarvoor missen. Hierdoor ontbreken de gegevens over vakantietoeslag en extra periodiek salaris vaak in de polisadministratie. UWV heeft deze gegevens echter wel nodig voor de vaststelling van uitkeringen. UWV, het ministerie van SZW, de Belastingdienst, het CBS en het ketenbureau van de loonaangifteketen werken in 2021 aan de implementatie van een oplossing. Besloten is om de rubrieken in de loonaangifte te wijzigen: er komen twee nieuwe arbeidsvoorwaardenbedragrubrieken en de (huidige) rubrieken voor extra periodiek salaris komen te vervallen. Deze wijziging maakt deel uit van de jaarovergang 2021/2022. Ook passen we onze systemen aan aan de nieuwe rubrieken.
Daarnaast speelt een rol dat er op dit moment verschillend wordt omgegaan met diverse inkomenselementen. Uniformering leidt tot een simpelere en eenduidigere wijze van dagloon- en uitkeringsvaststelling en zorgt voor meer duidelijkheid en een betere uitlegbaarheid richting klanten. UWV heeft de voorkeur uitgesproken om de opgebouwde bedragen vakantietoeslag, extra periodiek salaris, individueel keuzebudget en soortgelijke budgetten tot het loon of inkomen te rekenen voor het vaststellen van dagloon, maatmanloon en inkomstenverrekening en voor de toets aan de inkomenseis voor de WIA (en dus niet de uitbetaalde bedragen). Op die manier wordt een gelijkmatig en representatief dagloon of inkomen vastgesteld en zijn er voor de klant minder mogelijkheden om de hoogte van zijn dagloon of uitkering te beïnvloeden. Er wordt nu wet- en regelgeving voorbereid waarin is geregeld hoe UWV rekening moet houden met opgebouwde bedragen. De enige uitzondering hierop vormt de inkomstenverrekening voor de WW.
De uitvoeringstoets voor de aanpassing van de loonaangifte en de uniformering van inkomenselementen is afgerond in 2020 en het wijzigingsbesluit is inmiddels gepubliceerd. De meeste wijzigingen gaan in per 1 januari 2022, per 1 juli 2021 geldt echter al overgangsrecht voor de WW (inkomstenverrekening). De rubrieken in de loonaangifte worden aangepast per 1 januari 2022. We zijn volop bezig met de implementatie.
Wettelijke definitie inkomstenverhouding
Voor de uitvoering van veel regelgeving is UWV afhankelijk van het begrip inkomstenverhouding in de polisadministratie. Voor dat begrip ontbreekt tot nu toe een wettelijke definitie. Een wettelijke definitie heeft grote voordelen voor klanten (werknemers en werkgevers), voor de uitvoering van de loonaangifte en voor de kwaliteit en de bruikbaarheid van gegevens uit de polisadministratie voor publieke uitvoerders en afnemers. Op 26 maart 2021 is in het Staatsblad een wettelijke definitie gepubliceerd voor het begrip inkomstenverhouding. Daarin worden onder andere dienstbetrekkingen en uitkeringen opgesplitst in aparte inkomstenverhoudingen. Dat geeft een beter beeld van het inkomen en het arbeidsverleden van de burger. Het voorstel bevordert de kwaliteit van de uitvoering van regelgeving die is gebaseerd op gegevens uit de polisadministratie, zoals uitkeringsvaststelling, inkomstenverrekening, bestrijding van uitkeringsfraude en berekening van de beslagvrije voet. Het voorstel vergt aanpassing van de loonaangiften van alle werkgevers en ook van UWV als inhoudingsplichtige voor uitkeringsgerechtigden. Het voorstel leidt uiteindelijk tot lastenverlichting voor burgers en werkgevers, omdat we minder moeten vragen naar aanvullende gegevens. De wettelijke definitie treedt per 1 januari 2023 in werking. We zijn in het tweede kwartaal van 2021 begonnen met de implementatie.