Baten wettelijke taken sociale verzekeringen
Premiebaten (10)
De premiebaten bestaan nagenoeg geheel uit premiebaten over het premiejaar 2020 en voor een klein deel uit gerealiseerde premiebaten over oudere premiejaren. De hoogte van de premiebaten wordt beïnvloed door de hoogte van de premieloonsommen, de vastgestelde premiepercentages en de overgang van werkgevers van en naar het eigenrisicodragerschap. De premiebaten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel Premiebaten
Bedragen x € 1 miljoen | 2020 | 2019 |
Basispremie WAO/WIA (Aof) | 17.545 | 16.346 |
Gedifferentieerde premie Whk | 1.958 | 1.855 |
Premie WW-AWf | 8.302 | 9.030 |
Ufo-premie | 367 | 408 |
Totaal | 28.172 | 27.639 |
Op de premiebaten is de dotatie aan voorziening voor oninbaarheid van € 77 miljoen, die getroffen is op vorderingen waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met de coronacrisis, in mindering gebracht.
In het bedrag Premie WW-AWf 2019 van € 9.030 miljoen zijn de premiebaten 2019 ad € 1.546 miljoen opgenomen van de per 1 januari 2020 afgeschafte sectorfondsen.
In de volgende tabel zijn de ontwikkelingen in de vastgestelde premiepercentages per wet ten opzichte van 2019 weergegeven.
Tabel Premiepercentages
Percentages | 2020 | 2019 | Mutatie |
Basispremie WAO/WIA (Aof)* | 6,77 | 6,46 | 0,31 |
Gedifferentieerde premie Whk* | 1,28 | 1,24 | 0,04 |
Premie sectorfondsen** | - | 0,77 | -0,77 |
Premie WW-AWf*** | 4,19 | 3,60 | 0,59 |
Ufo-premie | 0,68 | 0,78 | -0,10 |
- * Rekenpremie.
- ** De sectorfondsen zijn afgeschaft met ingang van 1 januari 2020.
- *** Met ingang van 2020 kent het AWf een hoog en een laag premiepercentage. Het gewogen gemiddelde van deze twee premies is geraamd op 4,19% voor 2020.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stelt de basispremie WAO/WIA, de premie WW-AWf en de Ufo-premie vast. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de door UWV verwachte fondsvermogens. Voor de premie sectorfondsen werd tot en met premiejaar 2019 door UWV een advies uitgebracht aan de minister van SZW, waarna de minister de premies vaststelde. De gedifferentieerde premies Whk stelt UWV vast.
Het premiepercentage Whk is het rekenpercentage voor de WGA en Ziektewet‑flex. De premiedelen WGA en Ziektewet‑flex worden betaald door werkgevers die bij UWV verzekerd zijn. Voor deze premiedelen kunnen werkgevers ook kiezen voor eigenrisicodragerschap.
Het gemiddelde premiepercentage voor de sectorfondsen 2019 werd berekend door middel van de gerealiseerde premies en premielonen per sector.
Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar de Januarinota 2021 – Ontwikkelingen wetten en fondsen UWV 2020–2021.
Rijksbijdragen (11)
De rijksbijdragen per fonds zijn als volgt:
Tabel Rijksbijdragen
Bedragen x € 1 miljoen | Programmakosten | Uitvoeringskosten | Totaal | |||||
2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | |||
Afj | 3.364 | 3.271 | 281 | 293 | 3.645 | 3.564 | ||
Toeslagenfonds | 798 | 755 | 4 | 4 | 802 | 759 | ||
Aof | 79 | 76 | 2 | 2 | 81 | 78 | ||
AWf inzake NOW | 14.029 | - | 20 | - | 14.049 | - | ||
AWf overig | 29 | 70 | 87 | 98 | 116 | 168 | ||
Totaal | 18.299 | 4.172 | 394 | 397 | 18.693 | 4.569 |
Programmakosten
Wij rubriceren de lasten onder de wet respectievelijk het fonds waarin deze lasten zijn geregeld.
Tabel Lasten naar wet en fonds
Bedragen x € 1 miljoen | Uitkeringen | Sociale lasten | Overige baten en lasten* | Uitvoerings-kosten** | Totaal | |||||||||
2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2019 | |||||
LASTEN PER WET | ||||||||||||||
Arbeidsongeschiktheid | ||||||||||||||
WAO | 3.670 | 3.938 | 619 | 719 | 1 | 1 | 71 | 89 | 4.361 | 4.747 | ||||
WIA-IVA | 3.233 | 2.889 | 558 | 540 | -23 | -26 | 66 | 129 | 3.834 | 3.532 | ||||
WIA-WGA | 3.129 | 2.872 | 542 | 537 | 35 | 31 | 428 | 372 | 4.134 | 3.812 | ||||
WAZ | 103 | 113 | 7 | 7 | 0 | 0 | 3 | 3 | 113 | 123 | ||||
Wajong | 3.121 | 3.026 | 204 | 205 | 77 | 76 | 279 | 291 | 3.681 | 3.598 | ||||
Werkloosheid | ||||||||||||||
WW | 4.158 | 3.643 | 753 | 713 | 6 | 0 | 707 | 640 | 5.624 | 4.996 | ||||
IOW | 108 | 93 | 7 | 7 | 0 | 0 | 3 | 3 | 118 | 103 | ||||
Ziekte en zorg | ||||||||||||||
Ziektewet | 1.963 | 1.748 | 350 | 332 | 16 | 16 | 383 | 319 | 2.712 | 2.415 | ||||
Wazo | 1.280 | 1.165 | 226 | 218 | 0 | 0 | 7 | 7 | 1.513 | 1.390 | ||||
Wazo-ZEZ | 74 | 71 | 5 | 4 | 0 | 0 | 1 | 2 | 80 | 77 | ||||
Overig | ||||||||||||||
Compensatie transitie– vergoeding | - | - | - | - | 370 | 1.180 | 2 | - | 372 | 1.180 | ||||
Toeslagenwet | 393 | 371 | 65 | 66 | -1 | -1 | - | - | 457 | 436 | ||||
Wmo 2015 | - | - | - | - | 9 | 6 | 1 | 1 | 10 | 7 | ||||
WOOS | - | - | - | - | 21 | 25 | 1 | 1 | 22 | 26 | ||||
Kaderwet SZW-subsidies– NOW 1 | - | - | - | - | 7.115 | - | 10 | - | 7.125 | - | ||||
Kaderwet SZW-subsidies– NOW 2 | - | - | - | - | 4.109 | - | 4 | - | 4.113 | - | ||||
Kaderwet SZW-subsidies– NOW 3.1 | - | - | - | - | 2.805 | - | 6 | - | 2.811 | - | ||||
Kaderwet SZW-subsidies– TOFA | 19 | - | 1 | - | - | - | 5 | - | 25 | - | ||||
Kaderwet SZW-subsidies– overig*** | - | - | - | - | 9 | 7 | 1 | 1 | 10 | 8 | ||||
Wbo | - | - | - | - | 14 | 12 | - | - | 14 | 12 | ||||
Totaal | 21.251 | 19.929 | 3.337 | 3.348 | 14.563 | 1.327 | 1.978 | 1.858 | 41.129 | 26.462 | ||||
LASTEN PER FONDS | ||||||||||||||
Aof | 10.895 | 10.451 | 1.873 | 1.932 | 388 | 2 | 688 | 666 | 13.844 | 13.051 | ||||
Whk | 1.809 | 1.619 | 327 | 316 | 11 | 10 | 252 | 134 | 2.399 | 2.079 | ||||
AWf | 4.740 | 4.192 | 850 | 807 | 14.058 | 1.209 | 743 | 739 | 20.391 | 6.947 | ||||
Ufo | 27 | 24 | 11 | 16 | 0 | 0 | 10 | 22 | 48 | 62 | ||||
Afj | 3.053 | 2.960 | 204 | 205 | 107 | 107 | 281 | 293 | 3.645 | 3.565 | ||||
Toeslagenfonds | 727 | 683 | 72 | 72 | -1 | -1 | 4 | 4 | 802 | 758 | ||||
Totaal | 21.251 | 19.929 | 3.337 | 3.348 | 14.563 | 1.327 | 1.978 | 1.858 | 41.129 | 26.462 |
- * Inclusief rentebaten en -lasten.
- ** Inclusief netto-omzet uitvoeringskosten.
- *** Betreft de Regeling scholing kansberoep en het scholingsbudget UWV.
Algemeen
Met het van kracht worden van de Wet arbeidsmarkt in balans per 1 januari 2020 zijn per deze datum de sectorfondsen opgeheven. Voorts zijn uit hoofde van deze wet enkele lastencomponenten van het Ufo overgegaan naar Aof en Whk. Als gevolg hiervan zijn krachtens artikel 2:363 lid 5 BW de vergelijkende cijfers voor 2019 aangepast: bij de WW € 85 miljoen minder baten, bij de Ziektewet € 55 miljoen minder lasten en bij de WIA‑WGA € 30 miljoen minder lasten.
Uitkeringen (12)
De uitkeringen zijn inclusief vakantiegelden; ze zijn per 1 januari 2020 met 1,1% en per 1 juli 2020 met 1,6% geïndexeerd.
De vorming dan wel vrijval van de voorzieningen voor oninbare faillissementsvorderingen en uitkeringsdebiteuren is opgenomen onder de uitkeringen respectievelijk de sociale lasten.
De op overheidswerkgevers verhaalde WW-uitkeringen en sociale lasten zijn in mindering gebracht op respectievelijk de uitkeringen en de sociale lasten. Voor 2020 bedroeg het verhaal op overheidswerkgevers inzake uitkeringen € 227 miljoen (2019: € 260 miljoen) en inzake sociale lasten € 35 miljoen (2019: € 39 miljoen).
De op eigenrisicodragende werkgevers verhaalde WGA-uitkeringen en sociale lasten zijn eveneens in mindering gebracht op respectievelijk de uitkeringen en de sociale lasten. Voor 2020 bedroeg het verhaal inzake uitkeringen € 336 miljoen (2019: € 307 miljoen) en inzake sociale lasten € 54 miljoen (2019: € 54 miljoen).
De WAZ en WAO zijn wetten die respectievelijk in 2004 en 2005 zijn beëindigd. Voor de WAO is de WIA in de plaats gekomen. Per saldo zijn de uitkeringslasten van de WAO, WAZ en WIA ten opzichte van 2019 gestegen van € 9.812 miljoen naar € 10.135 miljoen (3,3%). Hiervan is een groot deel toe te rekenen aan indexeringen. Daarnaast neemt de instroom in de WIA geleidelijk toe, mede als gevolg van de stijging van de pensioenleeftijd. Oudere werknemers hebben een hogere instroomkans in de WIA.
De stijging van de WW-uitkeringen van € 3.643 miljoen in 2019 naar € 4.158 miljoen in 2020 (14,1%) wordt veroorzaakt door de omslag in de conjunctuur die zich in 2020 heeft voltrokken als gevolg van de coronacrisis.
De stijging bij de IOW heeft deels te maken met een wijziging van de grondslag voor de berekening van de uitkering, hetgeen tot hogere uitgaven heeft geleid.
De toename van de lasten van de Ziektewet van € 1.748 miljoen in 2019 naar € 1.963 miljoen in 2020 (12,3%) is onder andere het gevolg van een toename van de vangnetgroep zieke WW’ers – een direct gevolg van de stijging van de werkloosheid. Daarnaast wordt er meer gebruikgemaakt van no‑riskuitkeringen op basis van de Participatiewet. Verder is er een toename merkbaar bij de vangnetgroep ziekte bij zwangerschap.
De hogere lasten bij de Wazo van € 1.165 miljoen in 2019 naar € 1.280 miljoen (9,9%) wordt vooral veroorzaakt door de introductie per 1 juli 2020 van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG). Deze wet, onderdeel van de Wazo, regelt extra kraamverlof voor partners van vrouwen die bevallen zijn.
De toename bij de Toeslagenwet met € 22 miljoen (5,9%) heeft grotendeels te maken met de stijging van toeslagen op WW‑uitkeringen als gevolg van de coronacrisis.
De TOFA was bedoeld als vangnet voor flexwerkers die door de coronacrisis substantieel inkomensverlies hebben geleden, maar geen aanspraak konden maken op een socialezekerheidsuitkering of op bijstand en onvoldoende middelen van bestaan hadden om rond te komen. De uitkering bedroeg € 1.650 bruto. De regeling is in dit boekjaar ook weer beëindigd.
Sociale lasten (13)
De sociale werkgeverslasten volgen de uitkeringen naar wet- en fondsindeling.
Subsidies NOW (14)
De NOW-regeling in het algemeen
Als gevolg van de coronacrisis heeft het kabinet in 2020 de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) in het leven geroepen. De NOW wordt via het AWf afgewikkeld en wordt volledig door het ministerie van SZW gefinancierd door middel van een rijksbijdrage. De NOW is een subsidie en is bedoeld om werkgevers die te maken hebben met een omzetverlies van minimaal 20% financieel tegemoet te komen zodat de salarissen van de werknemers doorbetaald kunnen worden.
Voor het boekjaar 2020 valt de NOW in drie regelingen uiteen: de NOW 1, de NOW 2 en de NOW 3.1. De NOW 1 beslaat de periode maart tot en met mei, de NOW 2 de periode juni tot en met september en de NOW 3.1 de periode oktober tot en met december. De regelingen NOW 3.2 (vierde aanvraagperiode) en NOW 3.3 (vijfde aanvraagperiode) hebben betrekking op subsidiëring van loonkosten van januari 2021 tot en met juni 2021. Deze programmakosten worden in het boekjaar 2021 verantwoord.
De subsidie wordt berekend op basis van het door de werkgever opgegeven omzetverlies, vermenigvuldigd met de bij de Belastingdienst aangegeven loonsom over een referteperiode. Het omzetverlies wordt berekend door de verwachte omzet in de referteperiode te relateren aan een vergelijkbaar gedeelte van de omzet 2019. De werkgevers krijgen maximaal 90% (NOW 3.1 80%) van de loonsom (inclusief een opslag voor werkgeverslasten) vergoed en ontvangen daarover een voorschot van 80%.
Vanwege de urgentie is gekozen voor een systematiek van snelle bevoorschotting op basis van de loonsom over de referteperiode en een geschat omzetverlies en vaststelling van de subsidie achteraf, op basis van het gerealiseerde omzetverlies en de gerealiseerde loonsom. Bij de beoordeling van de vaststellingsaanvraag van de subsidies controleert UWV het percentage gerealiseerd omzetverlies en de gerealiseerde loonsom van de aanvrager. Hiermee worden tevens aspecten van misbruik & oneigenlijkgebruikrisico’s ondervangen.
De vaststelling van de definitieve subsidie is voor de NOW 1 gestart in oktober 2020. Voor de NOW 2 en de NOW 3.1 zal dit, conform de regeling, in de loop van 2021 worden gedaan. Bij de vaststellingsaanvraag wordt de subsidie berekend en vastgesteld op basis van het gerealiseerde omzetverlies en de gerealiseerde loonsommen. Dit kan leiden tot nabetalingen of terugvorderingen in relatie met het eerder betaalde voorschot. Vorderingen kleiner dan € 500 worden conform de regelgeving direct afgeboekt.
Bij het vaststellen van de subsidie wordt een onderscheid gemaakt op basis van de hoogte van het voorschotbedrag of het definitieve subsidiebedrag (zie ook hieronder onder het kopje Toelichting op de raming van de NOW-lasten). Conform de NOW‑regelingen en het Rijksuniforme subsidiekader kan op basis van de hoogte een accountantsverklaring dan wel een derdenverklaring (bijvoorbeeld van een administratiekantoor) vereist zijn ter onderbouwing van het daadwerkelijk geleden omzetverlies en de gerealiseerde loonsommen. Bij de werkgevers die geen verklaring hoeven bij te voegen onderzoekt het ministerie van SZW met data‑analyse risicogericht onder andere het door de werkgever opgegeven omzetverliespercentage voordat tot definitieve vaststelling van de subsidie wordt overgegaan.
Toelichting op de raming van de NOW-lasten
De UWV-jaarrekening wordt conform de wet- en regelgeving opgesteld volgens het baten- en lastenstelsel (transactiestelsel). De richtlijnen bepalen dat subsidieverplichtingen geheel ten laste worden gebracht van het boekjaar indien het besluit tot verlening schriftelijk aan de subsidieontvanger is medegedeeld, ongeacht in welk boekjaar de subsidie wordt uitgekeerd. Daarbij is bepalend of de ontvangende partij recht kan doen gelden op een bepaald bedrag. Hiermee ligt een initiële waardering van de subsidieverplichting op 100% voor de hand, omdat dit op het aanvraagmoment het beste de reële waarde van de verplichting weergeeft. Toepassing van het baten- en lastenstelsel betekent voorts dat de verwachte toekomstige kasstromen bepalend zijn voor de beste schatting van de waardering.
Uit de NOW-regelingen vloeit voort dat de uiteindelijke vaststelling van de subsidie, behalve van het al of niet voldoen aan een aantal subsidievoorwaarden, vooral afhangt van ontwikkelingen bij de werkgever in het boekjaar ten aanzien van de loonsommen en het uiteindelijke omzetverlies. Als gevolg van deze voorwaarden en de timing van de vaststellingen (tot en met februari 2021 is slechts circa 4,8% van de voorschotbedragen vastgesteld) is er sprake van een grote inherente onzekerheid over de uiteindelijk vast te stellen subsidiebedragen. De gerealiseerde loonsom wordt door de Belastingdienst bij UWV aangeleverd via de loonaangifteketen. Het gerealiseerde omzetverlies is op dit moment niet betrouwbaar in te schatten omdat UWV hiervoor over te weinig relevante en concrete informatie beschikt. Een belangrijke oorzaak is dat werkgevers tot en met 31 oktober 2021 de tijd hebben om de vaststellingsaanvraag voor de NOW 1‑subsidie in te dienen. Werkgevers die een voorschot van meer dan € 100.000 hebben ontvangen of waarbij de vastgestelde subsidie hoger zal zijn dan € 125.000 (grote werkgevers) dienen naast hun eigen verantwoording ook een accountantsverklaring aan te leveren met betrekking tot het gerealiseerde omzetverlies en een aantal M&O‑gerelateerde toetsen op de daadwerkelijke loonsommen. De werkzaamheden voor deze accountantsverklaring worden in de meeste gevallen gecombineerd met de controle van de reguliere jaarrekening 2020 van de desbetreffende werkgevers. Daarom zijn vaststellingsaanvragen van grote werkgevers ten tijde van het opstellen van de jaarrekening UWV over 2020 nog maar in zeer beperkte mate ontvangen. Deze groep betreft 70% van de verleende voorschotbedragen aan NOW‑subsidies.
Wij hebben een schattingsmodel ontwikkeld om tot de beste schatting van de NOW‑lasten voor de jaarrekening 2020 te kunnen komen. Het ontbreken van voldoende informatie omtrent het omzetverlies van grote werkgevers bij de NOW 1 en het feit dat voor de NOW 2 en de NOW 3.1 in het geheel nog geen informatie over het in 2020 door werkgevers geleden omzetverlies bekend is, zijn de belangrijkste redenen dat dit model een grote schattingsonzekerheid kent en dat projectie op dit moment niet mogelijk is. Vaststellingen en CBS‑data geven een indicatie dat de uiteindelijke subsidielasten lager zullen zijn, met name doordat de werkelijke omzetverliezen lager zijn dan de bij de aanvraag opgegeven ingeschatte verliezen. De intern en extern beschikbare data zijn echter niet voldoende representatief om te projecteren naar het niet‑vastgestelde deel van de NOW‑aanvragen. Onze beste schatting is dat de uiteindelijke subsidielasten naar verwachting in de buurt van de in de jaarrekening verantwoorde voorschotten liggen. Voor alle aanvragen die nog niet zijn vastgesteld, hebben wij derhalve het toegekende voorschot als subsidielast verantwoord. Gelet op de geconstateerde schattingsonzekerheid kan de daadwerkelijke subsidielast overigens materieel afwijken van de verantwoorde voorschotten.
Tot en met februari 2021 zijn circa 32.500 aanvragen tot definitieve vaststelling van de subsidie afgehandeld. Hiermee is een voorschotbedrag van € 688 miljoen afgewikkeld. In ongeveer 35% van de gevallen heeft een nabetaling aan de werkgever plaatsgevonden bovenop het al eerder betaalde voorschot. Bij circa 65% van de bedrijven is een bedrag teruggevorderd. De hiermee gemoeide bedragen zijn opgenomen in de tabel hieronder. Voor zowel de nabetalingen als de terugvorderingen geldt dat er een grote variatie is in de afwijkingen van de definitief vastgestelde subsidiebedragen ten opzichte van de verstrekte voorschotten. Voor de nog niet vastgestelde aanvragen is daarom sprake van een grote onzekerheidsmarge. De werkelijke vaststellingen kunnen daarom zowel in positieve als negatieve zin substantieel afwijken ten opzichte van de schatting die is verwerkt.
De NOW-lasten in de jaarrekening zijn als volgt te specificeren:
Tabel Subsidies NOW
Bedragen x € 1 miljoen | NOW1 | NOW2 | NOW3.1 | Totaal |
Voorschotten | 7.950 | 4.291 | 2.806 | 15.047 |
Intrekkingen | -574 | -182 | -1 | -757 |
Vastgestelde vorderingen | -331 | - | - | -331 |
Vastgestelde nabetalingen | 59 | - | - | 59 |
Afgeboekte vorderingen < € 500 | 1 | - | - | 1 |
Voorziening wegens oninbare vorderingen | 10 | - | - | 10 |
Totaal | 7.115 | 4.109 | 2.805 | 14.029 |
Bij het bepalen van de NOW 1-lasten is rekening gehouden met de daadwerkelijk vastgestelde bedragen tot en met februari 2021. Verder merken wij op dat een groep werkgevers in de loop van 2020 ervoor heeft gekozen hun eerdere aanvraag in te trekken en het ontvangen voorschot terug te betalen. Deze intrekkingen staan apart vermeld in de tabel.
Omdat de aanvragen voor de vaststellingen van de NOW 2 en de NOW 3.1 pas in de loop van 2021 kunnen worden ingediend, zijn er voor deze regelingen nog geen vastgestelde vorderingen of nabetalingen verantwoord.
Op het eind februari 2021 nog openstaande bedrag van de vastgestelde vorderingen is een voorziening voor oninbaarheid van 6,4% in mindering gebracht.
Overige baten en lasten (15)
De overige baten en lasten, niet zijnde de NOW, kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel Overige baten en lasten
Bedragen x € 1 miljoen | 2020 | 2019 | ||
Overige baten | ||||
Ontvangsten uit regreszaken | 63 | 69 | ||
Rentebaten niet voortvloeiend uit rekening-courant Financiën | 8 | 10 | ||
Boetes | 5 | 8 | ||
Baten ESF inzake re-integratie | - | 5 | ||
Diverse overige baten | 0 | 0 | ||
76 | 92 | |||
Overige lasten | ||||
Inkoop arbeidsbemiddeling voor arbeidsbeperkten | 88 | 86 | ||
Werkvoorzieningen | 71 | 71 | ||
Onderwijsvoorzieningen | 21 | 25 | ||
Subsidie aan instellingen | 13 | 13 | ||
Scholingsbudget 2018-2020 | 10 | 9 | ||
Wmo 2015 | 9 | 6 | ||
Ziektewet-arbo-interventies | 2 | 2 | ||
Regeling scholing kansberoep | -1 | -2 | ||
Programmakosten overig | 0 | 0 | ||
Totaal re-integratielasten | 213 | 210 | ||
Compensatie transitievergoeding | 370 | 1.180 | ||
Bijdrage aan SER | 14 | 12 | ||
Proceskosten en vergoeding rechtsbijstand | 8 | 9 | ||
Reiskosten cliënten | 1 | 3 | ||
Rentelasten niet voortvloeiend uit rekening-courant Financiën | 2 | 2 | ||
Diverse overige lasten | 2 | 3 | ||
610 | 1.419 | |||
Totaal | 534 | 1.327 |
Voor de Compensatie transitievergoeding verwijzen wij naar de toelichting op de voorzieningen.
Uitvoeringskosten
In 2020 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten met € 120 miljoen toegenomen ten opzichte van 2019. De toename is vrijwel geheel toe te schrijven aan de personeelskosten, die met € 118 miljoen ofwel 8,6% zijn toegenomen ten opzichte van 2019. Het gemiddelde aantal vaste en tijdelijke fte’s is in 2020 met 6,6% gestegen. Daarnaast zijn de lonen per 1 januari 2020 met 3% toegenomen conform de cao. Daarnaast is er een hogere reservering opgenomen voor niet‑opgenomen vakantiedagen (€ 13 miljoen).
Personeelskosten (16)
Tabel Personeelskosten
Bedragen x € 1 miljoen | 2020 | 2019 | ||
Lonen en salarissen | 987 | 895 | ||
Sociale lasten | 156 | 157 | ||
Pensioenen | 130 | 119 | ||
Externe inleen | 226 | 207 | ||
Frictiekosten personeel | 6 | 10 | ||
Overige personeelskosten | 70 | 71 | ||
Totaal | 1.575 | 1.459 |
Lonen en salarissen – De lonen en salarissen zijn € 92 miljoen (10%) hoger dan in 2019. Deze toename is het gevolg van een toename van de personele bezetting. Daarnaast zijn de salarissen per 1 januari 2020 conform de cao verhoogd met 3%.
Pensioenen – De pensioenlasten bedragen € 130 miljoen (2019: € 119 miljoen). De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn:
-
De regeling kan worden getypeerd als een toegezegde bijdrageregeling.
-
Het pensioengevend salaris wordt bepaald op basis van middelloon.
-
Indexatie vindt plaats voor zover de middelen van het fonds dat toelaten. Voor actieve deelnemers vindt indexatie plaats op grond van cao‑loonsverhogingen, voor gepensioneerden op grond van de prijsindex.
Tussen UWV en de Stichting Pensioenfonds UWV (hierna: het Pensioenfonds) wordt jaarlijks een financieringsovereenkomst afgesloten. In de financieringsovereenkomst is onder meer vastgelegd dat de door werkgever en deelnemers gezamenlijk verschuldigde jaarlijkse premie niet meer bedraagt dan de door cao‑partijen vastgestelde maximale premie, evenals de premiegrondslag. De in de cao 2019–2020 vermelde maximale premie bedraagt 20%. De feitelijke premie voor 2020 is door het bestuur van het Pensioenfonds vastgesteld op 20% van de bruto‑salarissom met een (maximaal) opbouwpercentage van 1,738%.
De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen de bezittingen (zoals aandelen, obligaties, vastgoed) en de verplichtingen (de waarde van alle nu en in de toekomst uit te keren pensioenen) van het fonds. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden, dit is de basis waarop pensioenfondsen hun beleid moeten afstemmen. Per 31 december 2020 bedroeg de beleidsdekkingsgraad 96,1% (101,5% per 31 december 2019). De vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,2% ultimo 2020.
De beleidsdekkingsgraad op 31 december 2020 was bepalend voor een eventuele pensioenverlaging. Het Pensioenfonds maakt echter in 2021 net als in 2020 gebruik van de ‘vrijstellingsregeling’ van de minister van SZW. Dit betekent dat in 2021 de (opgebouwde) pensioenen niet verlaagd hoeven te worden. De vrijstellingsregeling van de minister geeft een jaar extra tijd om de dekkingsgraad te herstellen.
Omdat de beleidsdekkingsgraad te laag is, heeft het Pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). In het herstelplan staat hoe het fonds binnen tien jaar weer financieel gezond verwacht te worden. Het belegd vermogen van het Pensioenfonds bedroeg ultimo 2020 ongeveer € 9,0 miljard (2019: € 8,4 miljard).
Externe inleen – De kosten van externe inleen bedragen € 226 miljoen. De kosten hebben voornamelijk betrekking op uitzendkrachten en externe inleen van ICT’ers, verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.
Frictiekosten personeel – De frictiekosten personeel bedragen € 6 miljoen. Deze frictiekosten bestaan uit de kosten van de mobiliteitscentra, de dotatie aan de voorziening Sociaal plan en de kosten van premobiliteit.
Overige personeelskosten – Deze kosten betreffen onder meer opleidingskosten, reiskosten en cateringkosten.
Huisvestingskosten (17)
Tabel Huisvestingskosten
Bedragen x € 1 miljoen | 2020 | 2019 | ||
Huren | 49 | 47 | ||
Afschrijvingen | 11 | 12 | ||
Beveiliging | 15 | 14 | ||
Schoonmaak | 10 | 9 | ||
Dotatie/vrijval voorzieningen huurafkoop en leegstand | 0 | -1 | ||
Overige huisvestingskosten | 23 | 24 | ||
Totaal | 108 | 105 |
De inkomsten uit onderverhuur bedragen € 0,4 miljoen (2019: € 0,8 miljoen) en zijn in mindering gebracht op de huurlasten.
Automatiseringskosten (18)
De automatiseringskosten betreffen zowel de reguliere als de projectkosten. De personeelskosten van medewerkers werkzaam in de IV‑keten zijn hierbij niet inbegrepen. Bij de automatiseringskosten is een bedrag van € 13 miljoen (2019: € 13 miljoen) aan afschrijvingslasten inbegrepen. Er worden geen automatiseringsmiddelen geleased.
Kantoorkosten (19)
Bij de kantoorkosten is een bedrag van € 3 miljoen (2019: € 3 miljoen) aan afschrijvingslasten inbegrepen.
Vervoers- en overige kosten (20)
De vervoerskosten betreffen met name de kosten van dienstreizen en leaseauto’s. De kosten voor de autoleasecontracten bedragen in 2020 € 4 miljoen (2019: € 3 miljoen). De overige kosten hebben onder meer betrekking op medische informatie en communicatie.
Financiële baten en lasten (21)
Volgens de regelgeving wordt over de dagelijkse saldi van de rekeningen‑courant bij de minister van Financiën rente berekend. Over de creditsaldi van elk van de rekeningen‑courant wordt een rente vergoed die gelijk is aan de daggeldrente. Over de debetsaldi van elk van de rekeningen‑courant wordt een rente betaald die gelijk is aan de daggeldrente. Wanneer de rente negatief is, wordt deze rente gelijkgesteld aan nul.
Accountantshonorarium
De Accountantsdienst UWV controleert de wettelijke jaarrekening van UWV en geeft hierbij een controleverklaring af. Ook geeft de Accountantsdienst een controleverklaring af bij de verantwoording over de gegevensverwerking en de gegevensuitwisseling via de gemeenschappelijke elektronische voorzieningen SUWI.
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC) controleert de publieksversie van de jaarrekening. Hierbij maakt PwC, voor zover vaktechnisch mogelijk, gebruik van de werkzaamheden van de Accountantsdienst UWV en geeft op basis van deze en de overige door de externe accountant verrichte werkzaamheden als openbaar accountant van UWV een verklaring inzake de getrouwheid af bij de publieksversie van de jaarrekening.
In onderstaande tabel worden alle vergoedingen aan PwC verantwoord.
Tabel Accountantshonorarium
Bedragen x € 1 | 2020 | 2019 | ||
Onderzoek van de jaarrekening (PwC Accountants N.V.) | 978.000 | 272.000 | ||
Andere controleopdrachten | - | - | ||
Adviesopdrachten op fiscaal terrein | - | - | ||
Andere niet-controlediensten (PwC Advisory N.V.) | 118.000 | 262.000 | ||
Totaal | 1.096.000 | 534.000 |
Bovenstaande honoraria betreffen de werkzaamheden die bij de rechtspersoon zijn uitgevoerd door accountantsorganisaties en externe accountants zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 Wta (Wet toezicht accountantsorganisaties) en de in rekening gebrachte honoraria van het gehele netwerk waartoe de accountantsorganisatie behoort. Deze honoraria hebben betrekking op de diensten die door de accountantsorganisatie zijn geleverd in het boekjaar 2020 ongeacht of de werkzaamheden betrekking hebben op de jaarrekening 2020.
De kostentoename ten opzichte van 2019 is onder meer het gevolg van meer zelfstandige werkzaamheden door de externe accountant en extra werkzaamheden inzake de noodmaatregelen (o.a. de NOW).
Verder vermelden we de kosten van de Accountantsdienst UWV zoals deze als last in het boekjaar zijn verantwoord: deze bedroegen in 2020 € 5,4 miljoen (2019: € 4,8 miljoen). De werkzaamheden waarop deze kosten betrekking hebben zijn toegelicht in de paragraaf Advies- en controleorganen UWV onder het kopje Intern en openbaar accountant. Circa 45% van deze werkzaamheden betreft verantwoordingsonderzoeken, waaronder met name de jaarrekening van UWV.
WNT-verantwoording 2020
De Wet normering topinkomens (WNT) is van toepassing op UWV. Het voor UWV toepasselijke bezoldigingsmaximum is in 2020 € 201.000. Dit betreft het algemeen bezoldigingsmaximum.
Tabel Bezoldiging topfunctionarissen
Bedragen x € 1 | Maarten Camps | Fred | Guus van Weelden | Nathalie van Berkel | Janet Helder |
Gegevens 2020 | |||||
Functiegegevens | Voorzitter RvB | Voorzitter RvB | Lid RvB | Lid RvB | Lid RvB |
Aanvang en einde functievervulling in 2020 | 1/9 - 31/12 | 1/1 - 31/8 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Dienstbetrekking? | ja | ja | ja | ja | ja |
Bezoldiging | |||||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 62.292 | 124.920 | 186.879 | 175.943 | 158.415 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 4.540 | 9.080 | 13.620 | 13.620 | 13.620 |
Subtotaal | 66.832 | 134.000 | 200.499 | 189.563 | 172.035 |
-/- onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal bezoldiging 2020 | 66.832 | 134.000 | 200.499 | 189.563 | 172.035 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | 67.000 | 134.000 | 201.000 | 201.000 | 201.000 |
Het bedrag van de overschrijding en de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Gegevens 2019 | |||||
Functiegegevens | - | Voorzitter RvB | Lid RvB | Lid RvB | Lid RvB |
Aanvang en einde functievervulling in 2019 | - | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/9 - 31/12 | 1/10 - 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | - | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Dienstbetrekking? | - | ja | ja | ja | ja |
Bezoldiging | |||||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | - | 180.199 | 180.199 | 56.000 | 37.924 |
Beloningen betaalbaar op termijn | - | 13.301 | 13.301 | 4.434 | 3.325 |
Totaal bezoldiging 2019 | - | 193.500 | 193.500 | 60.434 | 41.249 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | - | 194.000 | 194.000 | 64.844 | 48.899 |
UWV kent geen leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking in het verslagjaar 2020.
Met ingang van 1 januari 2020 heeft UWV een Audit Advies Commissie met een toezichthoudende functie.
Tabel Bezoldiging toezichthoudende topfunctionarissen
Bedragen x € 1 | Hans van der Vlist | Hans Ouwehand | Frans Haverkamp | Lineke Sneller | Frans van der Ent | Marga Bekker |
Gegevens 2020 | ||||||
Functiegegevens | Voorzitter | Lid | Lid | Lid | Lid | Lid |
Aanvang en einde functievervulling in 2020 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/3 - 31/12 | 1/3 - 31/12 | 1/3 - 31/12 |
Bezoldiging | ||||||
Bezoldiging | 16.000 | 11.000 | 11.000 | 9.167 | 9.167 | 9.167 |
-/- onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bezoldiging 2020 | 16.000 | 11.000 | 11.000 | 9.167 | 9.167 | 9.167 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | 30.150 | 20.100 | 20.100 | 16.805 | 16.805 | 16.805 |
Het bedrag van de overschrijding en de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Tabel Bezoldiging niet-topfunctionarissen
Bedragen x € 1 | Directeur | Directeur | Directeur |
Gegevens 2020 | |||
Functiegegevens | |||
Aanvang en einde functievervulling in 2020 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | 1,05 |
Bezoldiging | |||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 193.366 | 191.778 | 203.820 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 13.620 | 13.620 | 13.620 |
Totaal bezoldiging 2020 | 206.986 | 205.398 | 217.440 |
Individueel toepasselijk drempelbedrag bezoldiging | 201.000 | 201.000 | 201.000 |
Verplichte motivering van de overschrijding van het individueel toepasselijk drempelbedrag bezoldiging: zie | * | * | ** |
Gegevens 2019 | |||
Functiegegevens | Directeur | Directeur | Directeur |
Aanvang en einde functievervulling in 2019 | 1/1 - 31/12 | 1/1- 31/12 | 1/1 - 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | 1,05 |
Bezoldiging | |||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 187.851 | 186.680 | 197.402 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 13.301 | 13.301 | 13.301 |
Totaal bezoldiging 2019 | 201.152 | 199.981 | 210.703 |
- * Wordt veroorzaakt door een overeengekomen arbeidsmarkt-/managementtoeslag en de uitbetaling conform cao van het werkgeversdeel van de pensioenpremie boven de maximale pensioenopbouw.
- ** Wordt veroorzaakt door een hoger aantal contracturen, een overeengekomen arbeidsmarkt-/managementtoeslag en de uitbetaling conform cao van het werkgeversdeel van de pensioenpremie boven de maximale pensioenopbouw.
Gemiddeld aantal werknemers
Gedurende het jaar 2020 waren, omgerekend naar een volledig dienstverband (fte), gemiddeld 16.628 werknemers in dienst (2019: 15.593). Alle werknemers waren werkzaam in Nederland. Het gemiddeld aantal fte’s per bedrijfsonderdeel was in 2020 respectievelijk 2019 als volgt:
Tabel Gemiddeld aantal fte’s
Werkbedrijf | Sociaal Medische Zaken | Uitkeren | Klant & Service | Gegevens-diensten | Bezwaar & Beroep | Hand-having | Centrale staven | Boven-tallig | Totaal | |
2020 | 4.909 | 3.745 | 3.378 | 811 | 200 | 993 | 510 | 2.060 | 22 | 16.628 |
2019 | 4.538 | 3.767 | 3.067 | 636 | 199 | 925 | 438 | 1.974 | 49 | 15.593 |
Gebeurtenissen na balansdatum
Voor zover relevant zijn de feiten en gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na balansdatum vermeld in dit jaarverslag.
Amsterdam, 22 maart 2021
Raad van bestuur UWV
Maarten Camps, voorzitter
Guus van Weelden
Nathalie van Berkel
Janet Helder